Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daartoe keerden de wateren weder van boven de aarde, [4]heen en weder vloeiende, en de wateren namen af [5]ten einde van honderd en vijftig dagen. 4. Hebr. gaande en wederkerende, dat is, al meer en meer wederkerende, afnemende, alzo in het volgende vs.5; verg. onder hfdst.26 vs.13, en zie Jona 1:11. 5. Te rekenen van het begin van den zondvloed, zie hoofdstuk hfdst.7 vs.11; in welken gansen tijd de wateren op den aardbodem toegenomen zijn. Zie ook vs.24.